dinsdag 5 april 2011

Samenvatting middeleeuwen en het hof

Samenvatting.
Cultuur van de kerk 11e tot en met de 14e eeuw.

Oost Romeinse rijk (byzantijns) verviel in 1453 toen de hoofdstad constantinopel werd ingenomen.
West Romeinse rijk om 500 n.chr

Door het wegvallen van de centrale bestuursmacht van het west r.r was in de 3e eeuw n. de macht van de bisschop van rome sterk vergroot. De kerk had de Romeinse indeling van bestuurdsdistricten overgenomen. De bisdommen werden het bestuurlijk ambts gebied van bisschoppen. Ook op economisch gebied was de kerk machtig: giften, schenkingen, testementaire nalatenschappen.

Driestandenstelsel:
-          vechtende, bella tores, adel ridderschap
-          werkende, laboratores, vrije onvrije boeren, horigen
-          biddende, oratores, geestelijkheid.

800 keizerskroning karel de grote, moest herstel Romeinse rijk tot stand brengen.
11e eeuw investituur. Strijd tussen paus en konigen van fr, engl en dl rijk à koning wil bisschoppen kiezen. Paus kreeg het alleen recht: formele scheiding kerk en staat.

Vanaf 11e eeuw neemt de bevolking toe.
Gilden: belangenverenigingen van personen die hetzelfde beroep uitoefenen.

Vanaf 600 kloosterregels die benedictus van nursia heeft opgesteld. : aanhangers benedictijnen.

Heilsgeschiedenis: god leidt de mens naar de eeuwige heil.
Erfzonde: ieder mens is bij zijn geboorte sterfelijk en zondig en voorbestemd om te lijden want eva heeft van de appel van de boom van kennis van goed en kwaad gesnoept.
Hel: hierin branden voor eeuwig de zielen van de verdoemden.
(vanaf 1200) vagevuur: plaats waar de zielen eerst nog gezuiverd werden van geringere zonden, voordat zij alsnog naar de hemel konden. à gebed, aflaten, schenkingen bekorten de boete.

Liturgie: gebeden, ceremonies en handelingen die bij de vieringen of erediensten van de gemeenschap horen.

Het kerkelijk jaar is ingedeeld rond kerstmis en Pasen. 1e grote periode is 4 zondagen voor kerstmis: advent kerstmis is het hoog feest

Martelaren die sterven voor het geloof zijn heiligen.

Belangrijke hervormingsbeweging 10e eeuw was die van het benedictijn klooster van cluny. Gesticht door hertog van aquitanie die afzag van zijn feodale rechten op het klooster, klooster stond niet onder de directe heerschappij van de paus, wel zijn bescherming. Klooster volgde dus een individuele lijn, wilde weer terug naar oorspronkelijke regel van benedictus. Bij dit kloster slloten andere kloosters zich aan à hervormingsbeweging van cluny
Clunia censer monnikken:”strikte naleving liturgie en getijden gebeden, veel aandacht voor gregoriaans gezang.

Eind 11e eeuw een nieuwe klooster orde: cisterciënzers, zij verzetten zich tegen het materialistische klooster leven van clung orde. Orde groeide sterk want ze kregen onontgonnen terrein en bouwde die om tot vruchtbare landerijen. Ze leefde zo eenvoudig mogelijk.

13e eeuw: rondtrekkend predikers zetten zich af van monnikendom: franciscus van assisi en dominicus. Stichten beiden een kloosterbeweging. Zij zagen beide af van privé en gemeenschappelijk bezit, staan midden in de wereld.

Doordat de kerk als instituur veel van haar gezag en aanzien was kwijt geraakt bij de gewone bevolking kwam de nadruk op persoonlijke geloofsbeleving te liggen à meer vertrouwen op eigen geweten.

Relieken: overblijfselen van lichamen, kleding, voorwerpen van heiligen
Processie: plechtige rondgang, priesters en leken dragen heilige relieken in optocht
Bedevaart: reizen naar graf van heilige, waar wonderen hebben plaats gevonden of waar relieken van heiligen worden bewaard
-          Jeruzalem, graf Jezus
-          Rome graf petrus,
-          Spanje, siantiago de compostelle
Christelijke geleerden: wereld heeft een begin en een eindpunt. Grieken: wereld is eeuwig.

Kosmologie van dante: 7 sferen van de planeten omgeven door achtste sfeer van vaste sterren negende sfeer is ijle watermassa die andere sferen omsloot. Daarbuiten was god.

Kennis en wetenschap in de ME waren gebaseerd op de autoriteiten: kerk(bijbel) plus geschriften van geleerden uit de klassieke oudheid.

2 categorieen wetenschappers in ME
- sacraal, goddelijk wetenschappers
- profane weredlijke wetenschappelijkers à klassiek Romeinse onderwijs pakket

7 artes liberales à vrije kunsten
- trivium: grammatica, retorica, dialectica à geschreven, gesproken woord
- quadrivium: aritmetica, geometrica, astronomia, musica à mathematics vakken.

11,12e eeuw: er ontstond een levendige internationale handel. Verstedelijking en kruistochten vergroten geografische en sociale mobiliteit. à opbloei van het intellectuele leven.

Vanaf 11e eeuw onbekende acteurs, werk van grieken naar boven. Er was tegenstrijdigheid met de bijbel. Men wilde god vinden via de wetenschap en de christelijke leer beter te doordenken door haar te confronteren met logica van aristoteles
Ontwikkelingen van wetenschape leidde tot verandering van onderwijs structuur. Je kreeg een universitas, gilde voor wetenschappers.

570 mohammed in Mekka geboren, moest oorspronkelijk geloof verkondigen, is de laatste profeet.
Zijn opvolgers: kaliefen, strekken zich uit over vele landen. Islamieten kennen geen erfzonde iedereen blijft zelf verantwoordelijk voor zijn eigen levenswandel. Er is geen instituut zoals de kerk, individuele gelovige.
Islam = overgave, onderwerping aan gods wil en wetten die staan opgetekent in de koran
Hadith = overlevering van het handelen van mohammed.
5 zuilen van de islam = riten en plichten die vervuld moeten worden
Dijhad = inspanning, inzet.
Heilige land = Palestina, Jezus woonde daar.

Paus roept op tot bevrijding van het heilige land.
Schoonheid = weerspiegeling van de hogere werkelijkheid. In de eerste eeuwen was het chr. Tegen beelden, gij zult geen gesneden beelden maken.
Je kunt het goddelijke niet rechtstreeks waarnemen maar wel door middeling van licht.

BEELDEND
De heilsgeschiedenis begint met de schepping van Hemel en Aarde door God.De kroon op de schepping is de mens. Adam en Eva leven in het paradijs tot aan de Zondeval.

Romeinse bouw: ontstaan op basis van rechthoekige vorm
Basilica  = openbare ruimte in romeins rijk, rechthoekig middenschip, absis
Romaans = vanaf 11e eeuw. Kleine rondboogvensters, tonggewelven de vorm van een halve cirkel, dikker muren.
Kerken werden steeds groter ook door bedevaartgangers die de heilige relieken wilde opzoeken.
Kenmerken van de gotische bouwkunst (vanaf 1150):

-          De kerk blijft gebaseerd op basilicavorm, dat wil zeggen de vorm van een rechthoekige zaal met aan de oostzijde een apsis of koor
-           ‘Westwerk’ met portaal en eventueel een atrium komt te vervallen

-           De gotische kerk bestaat uit een middenschip met een of meerdere zijbeuken,  een of meer dwarsschepen, torens en zijkapellen
-          Opvallend aan Gotische kerken zijn de hoge muren, grote ramen en spitsbogen.
-           Door een nieuwe constructie van steunberen en luchtbogen kon men steeds hoger bouwen.
-           Het plafond wordt geconstrueerd door middel van zogenaamde kruisribgewelven, die het gewicht van het dak konden afleiden naar de grond via de pijlers.

Vanaf 1150 buitenwaartsgerichte druk van het gewelf werd nu opgevangen door luchtbogen aan de buitenzijde van de kerk . kerk wordt hoger, grotere ramen. Kruisgewelven worden gedragen door een skelet van steunberen en luchtbogen.
Kenmerkend zijn de spitsbogen en de opwaartse verticale lijnen: kerk reikt naar de hemel. Glas in lood ramen: god is licht.
Schilderkunst: ongeletterde geloven te onderrichten over het geloof en gods almacht.

Giotti di bondore: aanzet tot perspectief.
Elk altaarstuk moet een reliek bevatten.

DANS
Na de val van het west Romeinse rijk bestond europa uit verschillende Germaanse koninkrijken. Dansgebruikien van deze stammen zijn etnische dansen: goden vereren, vruchtbaarheid voor de grond af smeken, voorbereiden op strijd of jacht.
Door middel van dans legde ze een verbinding met de hogere wereld van de goden. Extase was een normaal verschijnsel in de sacrale dansen.
Heidense feesten en rituelen werden voorzien van een neiuwe christelijke context.

Europese volksdansen: dansen worden verankerd in tradities en volksgebruiken en dorpsgemeenschappen.
Naast het ontstaan van de volksdans had de kerstening nog een ander gevolg, dans werd verbannen door de kerk uit de dienst.

Geest, en niet het lichaam moet god vereren.
Vanaf 1100 veel dans verboden duiken op, ook rond de kerk.
De rituele handelingen tijdens de heilige mis zijn een aaneenschakelingen van gestileerde religieuze dansbewegingen. Extase werd hierdoor vermeden.
Vanaf 11e eeuw werd de dodendans 1 van de meest algemene thema’s in de belevenswereld van de middeleeuwer. Memento mori.
Dansmanies: uiting van behoefte tot uitspatting.

THEATER
Vermaak van de duivel, gij zlut niet af, uit beelden
Drama = grieks à handelen.
3 genres bij theater oude grieken
- tragedies: zielig einde, complex, hoofdpersoon wordt geconfronteerd met probleem, hulp van goden nodig
- komedie: blijspel
- satire: mensen zwart maken.

Basis van drama: aristoteles: eenheid plaats tijd en handeling à 1 plot.
In ME: geen centrale punt meer waar theater speelde.

ME: geen geschreven drama.
Vanaf 10de eeuw een nieuwe vorm van toneel: binnen de kerk
-          liturgisch à plaats in de kerkdienst
-          religieus volkstoneel
-          wereldlijk toneel
liturgisch: alle regels die er zijn voor het voeren van een christelijke dienst.
Tropen: woorden toevoegen aan liedje sin vorm van dialoog. De priester verklede zich van tevoren, regie aanwijzingen.
Vanaf 12de eeuw ook buiten de kerk en vanaf 13de eeuw in volkstaal in plaats van latijn.

Religieus volkstoneel: niet meer plaats in de mis.
Vanuit het liturgische drama en onderneming van kerk en stad. De stadsbesturen en gildes bemoeide zich ermee. Je had 2 vormen:
-          mysteriespel: buiten de kerk
-          mirakelspel: geen link meer met de bijbel, thema is menselijk. De ontknoping komt door een tussenkoming van een heilige, zijn problemen worden opgelost.

Wereldlijk toneel
Carnaval: feest van de … je mag nu iets doen wat je normaal gesproken niet mag.
Klucht: boerentoneel stuk. Ieder mens doe tdingen die niet mogen, er zit geen religieuze boodschap meer in ‘’ de heilige die zegt’’…
Liturgisch drama: 10e eeuw
Volkstoneel 12e eeuw
Wereldlijke toneel 13,14,15e eeuw

MUZIEK
Kerkmuziek uit de middeleeuwen

Het kerkelijk gezag probeerde vanuit Rome
eenheid aan te brengen in de kerkelijke gezangen.
De voertaal van de Roomse kerk was het Latijn.

Leken (gewone mensen) die de kerk bezochten hoorden
gezangen in het Latijn, dus niet in hun eigen taal.
Ze konden het Latijn vaak niet verstaan.

Muzikale ontwikkeling in de middeleeuwen

Kerkgezangen ontstonden vanuit het christelijke ideaal van de katholieke kerk.
Doel: het doel van deze gewijde gezangen was het eren van God. 
Muzikale vorm:

Het Gregoriaans gezang begon als eenstemmig zingen.
Alle stemmen zingen dezelfde melodie op dezelfde tekst.
De voorzanger zingt de melodie voor, waarna het koor antwoordt.
Of een groepje hoge stemmen zingt in afwisseling met een groepje lage stemmen.
Deze vorm van zingen in vraag en antwoord wordt 'antifonaal' zingen genoemd.
In feite staat het gelijk aan zingen in een dialoogvorm.

Deze muziek was nog vrij eenvoudig in te studeren.
Voor het jaar 1000 bestond er nog amper een notenschrift.
Je kon de muziek niet uit een boek leren.
De muziek werd 'mondeling overgeleverd', zoals dat dan heet.

Muziekvoorbeeld: Pelgrimsgezang 'Dum pater familias'.
Pelgrims kwamen uit alle windstreken en liepen naar bedevaartsoorden zoals bijvoorbeeld Santiago de Compostela. Onderweg leerden ze elkaars muziek kennen, waardoor kruisbestuiving plaats vond.

Uit de mondelinge zangpraktijk ontstond de behoefte de muziek schriftelijk vast te leggen (in die tijden zonder elektriciteit of opnameapparatuur de enige manier).
Daarvoor waren een aantal praktische redenen:
- tijdsbesparing bij het instuderen
- betere bewaking van de eenheid in het zingen: wanneer je steeds hetzelfde gezang wilt herhalen, is het prettig terug te kunnen vallen op een schriftelijk houvast.
- de gezangen werden bovendien ingewikkelder en talrijker en daardoor lastiger om te onthouden. Aan de zangers werden steeds hogere eisen gesteld.

In de reader zie je een aantal voorbeelden van vroege muzieknotatie.
Aanvankelijk waren er nog geen horizontale lijnen, laat staan notenbalken, zoals wij die nu kennen. Men begon te experimenteren met het zogehete 'neumenschrift'.
Deze sierlijke krabbels bij de gezongen woorden waren in feite een soort geheugensteuntjes voor de zangers, zodat ze gemakkelijker wisten:
'oh ja, daar moet ik die versiering of die bepaalde wending zingen!'

Probeer je voor te stellen dat deze vroege notatie aanvankelijk niet meer dan een hulpmiddel was bij het zingen van muziek die men eigenlijk al uit het hoofd kende. De basis van het leren zingen was nog steeds: mondelinge overdracht.

Melismen:
Woorden werden in de Gregoriaanse gezangen soms uitbundig versierd door veel noten op te zingen per lettergreep. Een goed voorbeeld is een woord als 'Amen' (twee lettergrepen: 'A' & -'men') vaak de afsluiting van een religieus gezang: de 'Aaaaa' (van Amen) is een bijzonder geschikte klinker om lang op door te zingen ter ere van God.

Verhouding tussen muziek en tekst:
In de middeleeuwse vocale (want gezongen) muziek werd de tekst steeds
meer uitgerekt ten gunste van de noten, de muziek, de klank.

Meerstemmigheid:
Zoals de kerkarchitectuur een grote sprong maakte van de relatief eenvoudige Romaanse bouw naar de ingenieuze gotische bouw, waarmee veel hoger gebouwd kon worden terwijl de muren toch dunner waren, waardoor met hoge gebrandschilderde glas-in-loodramen een ontzagwekkende lichtval in de kerk kon worden gerealiseerd.
Zo ontwikkelde zich parallel aan de gotiek en geholpen door de ruime akoestiek van de gotische kathedralen een hoog ontwikkelde wijze van zingen, waarbij ook de constructie van het muzikale bouwwerk ingenieuzer was dan ooit.
Het centrum van deze ontwikkeling was de zogeheten Notre Dame school in Parijs.

Notre Dame
Terwijl de kathedraal van Notre Dame langzaam maar zeker verrees, werkte er zangmeesters die we nog steeds bij naam kennen: Leoninus en Perotinus.
Leoninus experimenteerde al met twee stemmige gezangen.
Perotinus ontwikkelde hieruit een generatie later drie- en zelfs vierstemmige gezangen.

Is de verdeling van een koor in vier onafhankelijke stemmen (SATB: sopraan, tenor, alt, bas) voor ons inmiddels al eeuwenlang een ingeburgerd verschijnsel. Die meerstemmige manier van musiceren bestond aanvankelijk helemaal niet en heeft zich pas in de middeleeuwen geleidelijk aan gevormd.

Het voorbeeld waarnaar we hebben geluisterd is Viderunt omnes, een voor zijn tijd baanbrekend vierstemmig gezang van Perotinus. Het is een hele basale eenvoudige vorm van meerstemmigheid (ook polyfonie genoemd). Dergelijke meerstemmige gezangen uit de gotiek worden 'organum' genoemd. Vier stemmen zingen dezelfde lettergrepen waarbij ritme en melodie per stem verschillen.
Zoals jullie hebben kunnen horen worden de lettergrepen extreem uitgerekt.
De klinkers (iiiii, èèè, oeoe, ôôô, ééé) galmen door de ruime akoestiek van de kerk.
De gotische gewelven weerkaatsen de klank, de grote ruimte werkt als een soort van versterker.

Viiiiii-(59 seconden)
Dèèèè-(30 seconden)
Roe-oe-oe-oent, (1 minuut!)
Ooooooom-... (1 minuut 10 seconden)
néééééééés (korte krachtige afsluiting,
waarna ter afwisseling een eenstemmige Gregoriaanse melodie volgt)

Met 5 lettergrepen van dit ene woord zijn de zangers al ruim 3 minuten bezig!
De hoge stemmen zingen een swingende ritmische figuur als jubelende engeltjes.
Organum wordt in Viderunt omnes afgewisseld met Gregoriaans:

Vi-de-runt om-nes (gezongen in vierstemmig organum: beluisterd op college)
fines terrae salutare Dei nostri (gezongen als eenstemmig Gregoriaans)
Jubilate Deo omnis terra (gezongen als eenstemmig Gregoriaans)

No-tum fe-cit (gezongen in vierstemmig organum)
Do-mi-nus sa-lu-ta-re suum:
 (gezongen in vierstemmig organum)
an-te con-spec-tum gentium reve-la-vit (gezongen in vierstemmig organum)
justitiam suam(gezongen als eenstemmig Gregoriaans)


Ontwikkeling van de notenbalk:
Doordat nu vier verschillende stemmen op elkaar moesten worden afgestemd, werd de muzieknotatie volstrekt noodzakelijk. Tevens kreeg een koorleider als Perotinus, net als de architect van de kathedraal zelf, een veel belangrijkere coördinerende taak. Hij bepaalde planmatig welke stem wat zou zingen. Hij maakte op schrift een muzikaal plan, en wel zodanig dat vier stemmen verschillende dingen konden doen terwijl de harmonie van de samenklank toch nimmer in gevaar kwam.

Uit deze zangpraktijk ontstond een slimme manier van muzieknotatie waarin de toonhoogte werd vastgelegd middels een systeem van horizontale lijnen. Hoe de noten zich wat betreft toonduur tot elkaar verhielden werd vastgelegd met verschillende symbolen voor de noten. Je spreekt dan van verschillende notenwaarden. Alweer geldt: het is voor onze muziekcultuur gesneden koek, maar besef dat muzieknotatie in de middeleeuwen nog van de grond af aan ontwikkeld moest worden.

Ideaalbeeld van de middeleeuwse kerkmuziek

Het kerkgezang was een manier om God te eren en de hemel te bezingen.
Anders gezegd: het mysterie van de Schepping en de eeuwigheid van het hiernamaals.
Het middeleeuws kerkgezang gaf daarmee uitdrukking aan een christelijk ideaalbeeld.

Zowel de meerstemmige zang als de architectuur van de gotische kathedralen is mede geïnspireerd door de 'Harmonie der Sferen'. Sferen is afgeleid van het Griekse 'sfera' wat 'bol' betekent. Met de 'Harmonie der Sferen' werd de harmonie tussen de planeten in de kosmos bedoeld. Voortbouwend op theorieën van Pythagoras dacht men dat elke planeet, elke hemellichaam, zijn eigen grondtoon voort bracht. Samen zorgden de hemellichamen zo voor een harmonische hemelse samenklank. In zekere zin is het meerstemmige gezang dus ook een afspiegeling van de hemelse samenklank, waarin verschillende planeten in hun banen, boven en onder elkaar, verschillende klanken voort brengen, die gezamenlijk een heel vreedzame harmonische samenklank produceren. Pythagoras sprak als van een 'hemelse symfonie'.


CULTUR VAN HET HOF 16 EN 17E EEUW.
De levenshouding veranderde van extreem religieus naar wereld en individueel.
Vanaf de 16e eeuw zijn de vorstelijke hoven de belangrijkste en grootste cultuurdragers.

De medici was een handels familie. Vanaf de 15e eeuw waren leden van de familie signori’s , ongekroonde konignen over florance. Vanaf 16e eeuw hertog van florance, eind 16e eeuw groot hertog
Centra van clutuur: italiaanse stadsstaten

Belangrijkste eigenschappen koningen en hovelingen: virtu ( moed kracht deugd vermogen) à goed evenwicht getraind lichaam en geest om homo universales te zijn.
Hovelingen: goed opgeleide adviseurs voor de vorst.

Absolute koningschap lodewijk XIV: geen scheiding tussen 3 staatsmachten.

16e eeuw: maarten luther: wilde terug naar de ware kerk, was tegen verkooop kerkelijke ambten en aflaten. Calvijn: veel strenger, je bent gepredestineerd: voorbestemd.

Humanisme: wetenschappelijk en litaire poot van de renaissance.
-          zuivering van het latijn: oorspronkelijke tekst
-          zelf interpreteren van het geloof

copernicus: aarde draait samen met de planeten om de zon, niet andersom. Aarde is niet het middelpunt.
Waarheid wordt gevonden in waarneming, nie tin onomstotelijk accepteren van de kerk.

Late ME: kende 3 continenten: europa, azie, afrika
Kunsten werden niet alleen maar voor geloof gediend, maar moesten het prestige benadrukken van de vorst.

BEELDEND
Wetenschap en techniek (reader p. 80-82):
                Humanisme: teruggrijpen op klassieke filosofie en    literatuur door filosofen, schrijvers en kunstenaars
                Nadruk op de waardigheid van de mens
                Ontwikkeling van de wetenschap als een bestuderen                en systematiseren van wat men in de natuur               waarnam
                Uitvindingen: buskruit, boekdrukkunst, kompas

b. Esthetica:
                Getalsverhoudingen ( zijn proporties
                Kunst als ‘mimesis’: als nabootsing of uitbeelding     van ‘de’ werkelijkheid
                Kunstenaarstractaten

Waarom vindt men proporties in de (vroege) renaissance zo belangrijk in de kunsten?
- Zij maken volgens klassieke denkers het wezen van de kosmos uit. ‘Kosmos’ betekent orde, of sieraad.
- De kunsten vormen een afspiegeling van die kosmische orde

Plato:
De kosmos [orde, sieraad] is opgebouwd uit stereo- metrische vormen: tetraëder, kubus, octaëder,
dodecaëder en icosaëder.
Alle die vormen zijn afgeleiden van de bol. De bol beschouwt men als de meest volmaakte vorm.

Macrokosmos is de kosmos in zijn geheel. De microkosmos is de binnenste sfeer.
Het individu en zijn omgeving als microkosmos, zijn naar structuur en ordening een afspiegeling van de macrokosmos.

Basisprincipes van de architectuur volgens Vitruvius’Tien boeken over de bouwkunst (1e eeuw v. Chr.):
Kenmerkend voor een goed gebouw zijn:
Firmitas (constructie) Utilitas (bruikbaarheid) Venustas (schoonheid)
Alberti’s definitie van schoonheid: 

‘Schoonheid is die verhouding van de delen tot elkaar en van de delen tot het geheel, die zodanig is, dat niets weggenomen of veranderd kan worden zonder dat de harmonie geheel wordt verstoord

Kunstenaars 16e eeuw:
- filippo brunelleschi: pazzi kapel.
Architectuur is de verbeelding in steen van de komische harmonieen in de ….”: verhoudingen en getallen. In de pazzi kapel wordt de ruimte gedefinieerd door kubussen, bollen, halve bollen à evenwicht horizontale en verticale elementen.
domkoepel van de santa Maria della fiore. De koepel was erg groot, angst dat constructie het niet houdt, oplossing: constructiewijze in horizontale lagen en bracht ze afzonderlijke schalen aan die elkaar wederzijds steunde. Hij geld ook als uitvinder van lineair perspectief
à verdwijnpunt waarin alle zichtassen samen komen
- masacccio: trinita
1e schilder die perspectief ideeen van brunelleschi toepaste in schilderkunst à trinita (de heilige 3 eenheid) gaf illussie van ruimtelijk in de kapel
- donatello
Beeldhowukunst vroege renaissance vergeleken met laten ME
-          standbeelden komen los te staan van hun architectonische context = losstaande ruiterstandbeelden
-          portretbuste is een nieuwe genre
-          naakt werd geaccepteerd onderwerp, laat anatomische kennis zien

- donatello: david
1e vrijstaand naakt sinds de klassieke oudheid, perfect contrapost

Paleizen van de medici:
palazzo medici:
buitenkant is streng en degelijk, symbool voor rijkdom en macht. 3 verdiepingen die naar boven toe steeds lager worden. Elke verdiepeing heeft ander metselwerk onder grof, boven glad en gepolijst. Binnenkant was zer rijk versierd met muurschildering.
Palazzo della signoria naar palazzo vecchio.
Giorgio vasari moest paleis mooi maken. Pronkstuk van het paleis is de zaal van 500.l plafond bevat 39 panelen waarop belangrijke momenten ui thet leven van cosimo I zijn afgebeeld. In 1569 werd cosimo groothertog en was het paleis niet meer de hoofdverblijf. Het oude paleis = palazzo vecchio.
Palazzo degli uffizi is het nieuwe regeringsgebouw. Gebouwd naast palazzo della signoria in het u vormige gebouw werden administratieve kantoren geplaatst. Bovenste verdiepeing werd kunstverzameling van medici bewaard.

Traktaten over beeldende kunsten. Vanaf 14e eeuw kunstenaars maken zich vrij uit de gilden. Niet nabootsing van de natuur maar bestudering
Traktaten van leon battista alberti: homo universiales, ontwikkelde zich tot belangrijk architect, inspireren door klassieke oudheid
Della pittura: over de schilderkunst. 1e moderne theoretische handleiding voor schidlers. Kunstenaar vind alles wat hi moet leren in de natuur. Weten van de verhoudingen in de natuur bestuderen.
De re aedificatoria: over de bouwkunst. Beshrijft hoe in de oudheid werd gebouwd, hoe er nu gebouwd moet worden.
Traktaat over schilderkunst van leonardo da vinci: zet opvattingen uiteen over perspectief, compositie, menselijk lichaam, expressie van emoties, effecten licht en kleur
Levens van giorgio vasari
Omvatte 4 delen: 1e deel geschiedenis schilderkunst, architectuur, beeldhouwkunst. Poneerde indeling van bloei (klassieke houdheid) verval (invallen germanen in rr) en werderopbloei (kunstn van de 14e eeuw) kinderjaren 14 e jeugd 15e volwassenheid 16e . 2,3,4e deel: 130 kunstenaars.

Franse hof in 17e eeuw.
FR, engelse konigen, hertogen van bourgondie, keizers heilige Romeinse rijk hadden geen vaste residenties. Vorsten moesten op reis om geld binnen te halen, dit werd te duur, à centralisering van de macht

Paleizen van de franse konignen tot 17e eeuw
Paleis van het louvre, was een ommuurd fort, beschermede tegen aanvallen vikingen
Kasteel van versailles, uitbreiding en verfraaiing van het kasteelte versailles tot het impossante paleis was een kwestie van vele jaren. spiegelzaal: de fabricage van spiegel in de afmetingen en hoeveelheid was een wonder van techniek
Tuinen van versailles: geometrische ontwerp, moest pronkstuk van versailles worden. D enatuur was om te beheersen en te onderwerpen aan de mensenlijke kennis.

De academie royale de peinture et de sculpture werd in 1648 o9pgericht en stond onder staatstoezicht, kunsten als propaganda laten werken.

DANS

Danza = standaarddans, zoals gedanste tijdens hoffeesten en hofbals. Iedere hoveling leerde om de standaarsdans te dansen. Vast tempo, vast ritme, dus een van de vier basisritmes.
Ballo = arrangement, gemaakt door een dansmeester voor een speciale gelegenheid en dansers, samengesteld uit de vier basisritme, met de daarbij behorden de passen. Meer theatraal, tempo en ritme kunnen wisselen.

Intermezzi: dans vertoond tussen aktes van komedie: begin van opera en ballet.

Mode italiaanse hofpsektakel werd geïntroduceerd aan het franse hof door catharina de medici. Zij speelde ene berpalde rol in de politieke en godsdienste machtsstrijd in het hof.

Hofballet, ballet de cour = theatrale kunstvorm waarin niet alelen gedanst werd. Het was een eenheid van poeizie, muziek, dans. Kenmerkend is dus het interdisciplinaire karakter en dat de dansen geometrische constructies laten zien.

Onder lodewijk XIV kwam het hofballet tot grote bloei. Hij richte academie royale de la danse op. Samen met lully, moliere en pierre beachamps waren hun de enig edie samen met de koning mochten optreden.

Pierre stelde basale principes van de academische of klassieke dans vast. Dehors en de 5 basispositeis van de voeten. Ook legde hij de basis voor het dansnotatie systeem”feuilletnotatie. Ruimtelijke patronen van de dans worden aangegeven door een lijn, deze lijnen zijn voorzien van tekens die het voetenwerd preciseren.

Lully: maakte muziake hofspelen in versailles, comedie ballets: blijspelen
Moliere: grootste toneelspeler en blijspelschrijven. Samen met lully en pierre uitvindern van comedie ballet

Barokdans = grote aandacht voor het ceremoniële en voor het ornament. Was een ingewikkelde dans
Eind 17e eeuw worden adelijke amateurs vervangen door proffesionele dansers.

Danstrakaten:
-          domenico da piacenza: 1 e deel ltheoretisch met de 4 basisritmes en gaf vervolgens 5 basisprincipes van de dans
-          guglielmo ebreo da pesaro. 1e deel begint met sonnet, danskunst wordt geprezen, hij gaf een 6de basisprincipe.
-          Thoinot arbeau, noteerde oude en nieuwe dansen vanuit zijn geheugen.

THEATER
14,15e eeuw: spelen komedies van Romeinse blijspeldichters. Het gng vooral om leren spreken van het latijn.
15e eeuw: invloed humanisme, bestuderen van de klassieke oudheid.
1498 poetica van aristoteles standaardwerk voor de beoordeling en interpretatie van toneel cutluur. Belangrijke regel: eenheid van handeling, er diend 1 hoofdact te zijn, die niet wordt doorkruist door neven handelingen.
Aristoteles formuleert een 2de regel: eenheid van tijd. Handeling moet zich binnen 1 etmaal voltrekken. Later kwam eenheid van plaats erbij, handeling dient op dzelfde plats te voltrekken.

Regels opbouw stuk: expositie: personages introduceren. Plot: conflict uitwerken. 3 oplossing. 4 peripatie… omslag

Elitair: commedia erudita
Intellectueel theater met behulp van kennis gecreëerd. Humanisten proberen oorspronkelijke griekse drama te reconstrueren en klassieke ideaal te hanteren. Klassieke volgorde en toepassing van 3 eenheden

Tegenhanger: commedia erudita was het volkse commedia dell ‘arte. Italiaans masker komedie à komische improvisatie theater gespeeld op straat met schetsmatige scenario’s.
Dell arte = virtuoze vakmanschap van de acteurs. à beroepsacteurs basis voor dit improvisatie toneel waren simpele schetsmatige scenario’s. vaste karakters en een eigen masker. Elk karakter had zijn eigen psychologische en fysieke eigenschappen. Het gezeldschap bestond uit meer dan 8 personen.

Intermezzi: korte scenes tussen acten van een tragedie of komedie, vrijwel geen dialogen, meestal 6 intermezzi

MUZIEK
Renaissance en hofcultuur

In 1453 viel de stad Constantinopel (het huidige Istanbul).
Deze gebeurtenis wordt door veel historici als keerpunt gezien tussen de late middeleeuwen en de vroege Renaissance.
De Renaissance kwam in het Italië van de 16e eeuw (1500-1600) tot volle bloei.

Muzikale ontwikkelingen in de Italiaanse Renaissance

Ontstaan van het madrigaal.
Het madrigaal was een wereldlijke vorm van samenzang die in de 15e eeuw tot bloei kwam in Italië. Vaak waren het vijfstemmige gezangen op Italiaanse tekst waarbij de muziek zoveel mogelijk ten dienste stond van tekstuitdrukking. De tekst blijft zeer verstaanbaar en wat zich in de tekst afspeelt wordt door de muziek in tonen verbeeld of 'geschilderd'. Dit wordt 'toonschildering' of 'woordschildering' genoemd.
Er is sprake van grote afwisseling en grote contrasten: luid/zacht, snel/langzaam, spanningsopbouw/ontspanning, zingen/bijna spreken of declameren.

We hebben in het college geluisterd naar het madrigaal: Si ch'io vorrei morire,
uit de 'Madrigali Erotici e Spirituali' van Claudio Monteverdi (1567-1643).
De klank is hier (in tegenstelling tot het hierboven beschreven middeleeuwse kerkgezang) niet dominant over de tekst, maar juist dienstbaar aan de tekst.
Verder wordt schaamteloos uitdrukking gegeven aan aardse hartstochten en erotische genoegens. Het is wereldse muziek die uitdrukking geeft aan de individuele beleving van de mens die in de Renaissance als individu tot ontplooiing komt, niet meer zo godvrezend door het leven gaat, maar juist volop geniet van het aardse bestaan onder het motto: 'carpe diem' (pluk de dag).

Opera
De humanisten lieten zich inspireren door de Griekse Oudheid en streefden ernaar de oude Griekse theatervormen, zoals de tragedie, weer nieuw leven in te blazen. Bij de bestudering van de oude Grieken raakten ze ervan overtuigd dat er in de Griekse Oudheid een bloeiende muziekcultuur zou hebben bestaan. Componisten uit de Renaissance als Claudio Monteverdi stond het ideaal van deze antieke muziekcultuur voor ogen. Ze probeerden de muziek van de oude Grieken na te bootsen of zelfs te overtreffen. Een heel ander ideaal dus, dan het christelijke ideaal van de zangmeesters uit de middeleeuwen. Ze lieten zich inspireren door de meeslepende verhalen uit de Griekse mythologie, zoals het verhaal van Orpheus en Eurydice, waarop Monteverdi zijn opera Orfeo (opgevoerd in 1607) baseerde.

De opera zoals wij die nu kennen bestond in de 16e eeuw nog niet, maar ontwikkelde zich vanuit de pogingen tot herleving van de Griekse tragedies. Monteverdi noemde zijn opera niet voor niets: 'dramma per musica' (muziektheater). Om de gebeurtenissen in een tragedie muzikaal effectief tot uitdrukking te brengen moest een complete nieuwe muziektaal worden ontwikkeld. Hierin moest naast zoetgevooisde harmonieuze klanken juist ook plaats zijn voor azijnzure, bittere, schrijnende klanken.
Musici maken onderscheid tussen consonanten en dissonanten. Monteverdi maakte vrij gebruik van dissonanten en wist geweldige contrasten in zijn muziek te realiseren.
Zelf maakte hij onderscheid tussen prima prattica (eerste of oude muziekpraktijk) en de seconda prattica (de twee of nieuwe muziekpraktijk, door hem tot volle bloei gebracht).

Operapersonages als Orfeo en Eurydice waren bovendien individuën die vroegen om een volstrekt nieuwe vorm van solozang of 'monodie': een enkele zangstem met begeleiding van instrumenten (zoals klavecimbel of theorbe, al of niet met strijkers).
Met de monodie werd de opera aria uitgevonden.
Daarnaast gebruikt Monteverdi in zijn opera ook koormuziek en instrumentale muziek, waarmee hij tot een bonte, enerverende afwisseling van muzikale stijlen komt.

We hebben geluisterd naar een aria van Ariadne (uit de opera naar de mythe Ariadne op Naxos). Zij zingt snikkend en sobbend een hartstochtelijke klaagzang (lamento) vol doodsverlangen: Lamento d'Arianna.
Aanzienlijk vrolijker klinkt de aria van Orfeo waarin hij zijn liefde voor Euridice bezingt. Hij noemt haar 'Rosa del ciel'.
De instrumentale proloog van de opera Orfeo met pittig trompetgeschal geeft een goed beeld van de grote aantallen musici waar Monteverdi in Mantua over kon beschikken.

Monteverdi's opera's werden opgevoerd op grote feesten van de steenrijke familie Gonzaga aan het hof van Mantua, vaak ter gelegenheid van een huwelijk.


Muziek aan het hof van Versailles

Jean-Baptiste Lully (1632-1687) was (een generatie later dan Monteverdi in Italië)
de belangrijkste hofcomponist aan het Franse hof van Versailles waar Koning Lodewijk de Veertiende de scepter zwaaide.

Lully beschikte over een nog veel groter reservoir aan musici dan Monteverdi. Bovendien vloeide de geldstroom voor de kunsten uit de schatkist van Lodewijk de Veertiende lange tijd zo constant en rijkelijk dat Lully - in tegenstelling tot Monteverdi in Italië - jarenlang met een vast ensemble kon werken.
Daardoor kon Lully een enorme sprong voorwaarts maken in de discipline van het samenspel. Dit is te horen in zijn muziek:

Franse ouvertures met een strak geleide afwisseling tussen plechtstatige langzame en luchtige snelle passages. De langzame passages hebben een typisch frans gepuncteerd ritme waarop je als vorst met je hermelijnen mantel waardig binnen kon schrijden.

Een strakke organisatie van de klank in strijkers, houtblazers, slagwerkers of combinaties daarvan die elkaar bloksgewijs in passages afwisselen.

Lully stond als een echte leider voor zijn musici en was daarmee een voorloper van de latere orkestdirigent. Hij dirigeerde met een grote versierde stok waarmee hij verticaal de maat sloeg. Zijn ensemble van musici stond bekend onder de naam 'Les 24 Violons'. De naam is verwarrend want behalve veel strijkers, had Lully ook de beschikking over houtblazers (zoals de nasaal klinkende hobo), slagwerkers en koperblazers (hoorn, trompet, trombone).

Lully werd door zijn vorst Lodewijk tot samenwerking aangezet met kunstenaars uit andere disciplines zoals danschoreografen en toneelschrijvers. Hierdoor ontstond er op Versailles een bonte afwisseling van verschillende soorten muziek voor verschillende voorstellingen:
Toneelmuziek, bij bijvoorbeeld Le Bourgeois Gentilhomme van de komedieschrijver Molière.
Dansmuziek, bij allerlei balletten vaak gebaseerd op mythologische onderwerpen.

Verschillende soorten muziek begeleidde tevens allerlei momenten uit het hoofse leven van de vorst en zijn volgelingen op Versailles:
Kamermuziek (musique de chambre) voor een klein gezelschap van musici begeleidde bijvoorbeeld het diner.
Militaire muziek (met trompetgeschal en tromgeroffel) klonk als Lodewijk terugkwam van een veldslag en er een overwinning gevierd moest worden.

Maar er was op Versailles ook een kapel en daar klonk tijdens kerkdiensten uiteraard religieuze muziek. Opvallend aan de muziek ter begeleiding van kerkdiensten op Versailles is dat ook deze heel Bourgondische, rijk en feestelijk klinkt (en in tegenstelling tot de middeleeuwse kerkmuziek allesbehalve vroom!).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten